Wilma hoort gruwelijke verhalen van oud-militairen aan: 'Het is niet erg als ik moet huilen'
- 16 november 2020
- Interview
- Militaire Verpleegkunde en Verzorging
Op Bronbeek, het koninklijk tehuis voor oud-militairen in Arnhem, wonen oude veteranen die in oorlogsgebieden zijn ingezet. Vaak zwijgen ze hun hele leven over wat ze daar hebben meegemaakt. Maar op een onbewaakt moment vertellen ze verzorgende Wilma Poortman over de gruwelen die ze hebben doorstaan. Ze leerde veel over omgaan met bewoners met trauma’s. “Ik ben een keer goed op mijn snufferd gegaan.”
“We hadden een bewoner die in een Jappenkamp had gezeten”, vertelt verzorgende Wilma Poortman (51). “Hem moest je nooit van achteren benaderen, want dan schrok hij te erg. Zijn deur moest altijd open blijven. En van drukte raakte hij in paniek. Als je nachtdienst had, ging je van te voren even bij hem langs. Dan wist hij wie er zou komen, als hij die nacht zou flippen. Hij kon ’s nachts gaan gillen, krijsen en slaan. Dan moest je hem vastpakken, hem dwingen je aan te kijken en om zijn naam te zeggen. Zo haalde je hem eruit.”
Op Bronbeek wonen zo’n vijftig alleenstaande oud-militairen. Ze vochten rond de Tweede Wereldoorlog in Nederlands Indië, Korea of Nieuw Guinea. Of waren, recenter, op vredesmissie in Libanon. “Het is een unieke groep, het zijn allemaal mannen die veel hebben meegemaakt.”
De helft van de bewoners in het tehuis heeft een oorlogstrauma. Sommigen hebben ook wroeging over hun eigen optreden in de nasleep van de Tweede Wereldoorlog. Daar praten ze meestal niet over. “Een bewoner die in Korea heeft gediend zei altijd: ‘Het is een gesloten boek’. Maar nu hij ernstig ziek is, heeft hij het gevoel dat hij verantwoording moet afleggen voor zijn daden en begint hij er met mij over.”
Onverwachte gesprekken in bad
Als iemand spontaan over de gruwelen uit de oorlog begint, luistert Wilma. “Ik kijk ze aan, ik knik. Soms vat ik hun verhaal samen in mijn eigen woorden. Zo bevestig ik dat ik ze gehoord heb. Maar ik vraag níet door, dan loop je het risico dat ze dichtklappen. Het is allemaal heel kwetsbaar.”
Die gevoelige gesprekken duren niet lang, vijf tot tien minuten. En zijn meestal onverwacht. “Weet je wanneer zo’n gesprek vaak begint? Als ze in bad liggen. Moet je je voorstellen: dan lig je dus als stoere alfaman in bad en er zit een zuster naast je want je hebt hulp nodig en die krijgt dan opeens van alles te horen.”
Een pater vertelde me zulke aangrijpende verhalen, dat ik vond dat ik een psycholoog voor hem moest inschakelen. Die man was woest.
Luisteren leerde Wilma bij haar vorige werkgever, een klooster met paters die voor de missie in landen als Congo hadden gezeten. Ook zij hadden veel meegemaakt en namen Wilma in vertrouwen. “Daar ben ik goed op mijn snufferd gegaan. Een pater vertelde me zulke aangrijpende verhalen, dat ik vond dat ik een psycholoog voor hem moest inschakelen. Die man was woest. Ik schond zijn vertrouwen, weet ik nu. Dat was een hele wijze les.”
Vertrouwensband opbouwen
Wilma investeert veel tijd in het opbouwen van een vertrouwensband met de bewoners. “Je moet laten zien dat je doet wat je belooft, dat ze van je op aan kunnen. Laatst moest ik een man uit de koffiezaal halen. Hij zat ’s avonds stoer een borrel te drinken met zijn maten. Hij was compleet vergeten dat ik nog insuline moest spuiten."
"Dan zeg ik: ‘Als je zo je drankje op hebt en naar boven gaat, dan kom ik nog even langs.’ Ik benoem niet dat het over insuline gaat en ik laat hem zelf het tijdstip bepalen. Ik ben helder tegen hem, zonder hem voor schut te zetten. Toen ik wegliep, hoorde ik hem tegen zijn maten zeggen: ‘Dat is zó’n wijf. Was die van mij maar zo geweest.’ Kijk, dan heb je een band.”
Niet mee naar huis nemen
Gruwelijke verhalen over de oorlog zijn niet altijd prettig om aan te horen. Vooral verhalen over kinderen komen hard aan, vertelt Wilma. “Een bewoner die in een Jappenkamp had gezeten, vertelde me dat hij in zijn slaap een vrouw uit het kamp hoort kermen en schreeuwen terwijl haar kind werd afgenomen. Dat raakt me. Ik ben zelf moeder en ik krijg daar dan een beeld bij. Daar moet je toch niet aan denken.”
Narigheid hoeft Wilma niet in haar eentje te verwerken. De commandant, het hoofd van de staf, komt regelmatig langs op de afdeling om te horen of er bijzonderheden zijn. Collega’s geven elkaar een luisterend oor. “Het is niet erg als ik moet huilen om iets vreselijks dat me wordt verteld. Mijn collega’s luisteren goed. Dat is belangrijk, want dan neem je het niet mee naar huis.”
Wat Wilma heeft geleerd over omgaan met trauma’s:
- Luister aandachtig en hoor wat de bewoner je vertelt.
- Laat merken dat het veilig is, dat je het niet doorvertelt.
- Laat het aan de bewoner over wat hij of zij vertelt.
- Dring niks op.
- Wees helder en duidelijk wat iemand van jou kan verwachten.
- Werk aan een vertrouwensband.
Bron: V&VN Magazine 4-2020 | Tekst: Inge Klijn | Beeld: Chris de Bode
Word lid en praat mee!
Samen met 105.000 leden maken we ons als beroepsvereniging sterk voor professionalisering van de beroepen verpleegkundige, verzorgende en verpleegkundig specialist. Leden horen, zien en helpen; dat is waar we als V&VN voor staan. Wil jij invloed hebben op hoe jouw beroep zich ontwikkelt? Word lid van V&VN.